De exacte datum van de begrafenis kan ik mij niet meer herinneren. Ik was net acht jaar oud en begreep niet goed wat er gebeurd was. Ik hield mijn vader’s hand vast. Tranen zag ik nooit, maar ik denk dat ze wel stroomde ’s nachts, als ik hem niet zag. Voor mij probeerde hij altijd sterk te zijn.
Drie kisten lagen voor ons, naast de graven. De ene was groot genoeg voor mijn moeder, twee kleinere, voor mijn tweelingzus en voor lieve Tessa. Afgelopen november vierden we haar vijfde verjaardag. Mijn vader had mijn hand vast, net zoals hij die van Tessa vast had die nacht. Alleen, toen, was hij zijn greep verloren. Jaren later, als oude man op zijn sterfbed, zag ik zijn tranen. Zijn laatste woorden, ‘ik had haar vast moeten houden, ik had sterker moeten zijn’. Dat waren zijn laatste gedachten voordat hij deze aarde verliet. Hij heeft dit leven verlaten met tranen in zijn ogen.
Zaterdag 31 januari 1953 was een gewone dag. Storm werd verwacht, maar dat was niets bijzonders voor de tijd van het jaar. De donkere wolken zagen er stoer uit en we lachten erom. Beter niet buiten zijn als het gaat regenen, word je zeiknat. Onze buurman, oude Jan, was vrolijk en lachte toen hij de aardappelzak aan mij gaf. Kan je dit dragen, schat? Is best zwaar voor een klein meisje.
Ik ben niet klein, had ik duidelijk gemaakt, en hij gaf mij een knuffel. Groetjes aan je vader, zei hij.
De zak was wel zwaar en ik had moeite met fietsen over de dijk in de stevige wind, maar ik was het gewend. De zee was erg hoog en de golven kwamen tot bovenaan de dijk, en soms proefde ik zout in mijn mond. Vader was duidelijk geweest, snel terug naar huis komen. Het wordt een zware storm.
Mijn zusjes speelden rondom het huis toen ik thuis kwam. Ik gooide mijn fiets neer en ging achter hen aan. Moeder keek me aan, hoe vaak had ze nu gezegd dat ik netter met mijn fiets moest omgaan? Ik had daar geen tijd voor, Tessa rende gillend weg en verstopte zich bij de stallen. Ik vond haar en riep ‘boe!’ en ze lachte. Je kan me niet pakken, riep ze en rende weer weg. Ons pakken vond ze ook fantastisch en soms lieten we haar winnen.
De aardappelen waren gekookt en moeder stampte ze samen met de boerenkool in een grote pan. De geur van de worstjes ontsnapte naar buiten en we gingen naar binnen. Aan tafel waren we stil, alleen het geluid van de radio en het gezeur van de storm.
“Boven het noordelijke en westelijke deel van de Noordzee woedt een zware storm tussen noordwest en noord. Het stormveld breidt zich verder over de noordelijke en oostelijke Noordzee uit. Verwacht mag worden dat de storm de hele nacht zal voortduren. Daarom werden vanmiddag om half zes Rotterdam, Willemstad en Bergen op Zoom gewaarschuwd voor gevaarlijk hoogwater.”
Mijn vader leek bezorgd en moeder wilde ons zo snel mogelijk in bed stoppen. Rond acht uur lagen we er allemaal in.
Ik kon niet goed slapen. Het was pikkedonker toen de herrie me wakker maakte. De storm trok aan ons huis en ik maakte me zorgen over het dak. Ik probeerde weer te gaan slapen, maar buiten klapperde een deur. Waarschijnlijk bij de stallen. De koeien kunnen niet slapen met die herrie, dacht ik.
Ik ging mijn bed uit, vond de kerosine lamp van mijn vader en een lucifer. In de oranje gloed van de lamp zag ik hoe de regen als watervallen langs de ramen stroomde. Ik trok mijn laarzen aan en deed de voordeur open. De storm trok deze gelijk uit mijn handen. Ik zette de eerste stap naar buiten en de regen sloeg in mijn gezicht, alsof het ijskogels waren. De lamp werd gedoofd en ik stond weer in het donker.
Vechtend door de storm kwam ik bij de stallen. Ik kon bijna niks zien maar ik hoorde de koeien trekken aan de kettingen. Ze waren doodsbang. Ik ging naar binnen en aaide ze eventjes, probeerde ze tot rust te brengen. ‘Wat doe jij hier, schat?’ Mijn vader stond achter mij. ‘Ga naar binnen, probeer te slapen.’ Hij aaide over mijn natte hoofd en gaf me een kus op de kin. ‘Morgen is dit allemaal voorbij.’
Hij had gelijk. Ik moest naar bed. Ik ben naar buiten gegaan en liep richting het huis, maar ik was erg nieuwsgierig hoe de storm op de dijk eruit zag. Vader wordt boos, dacht ik, maar hij had de lamp aangekregen en was met de koeien bezig. Hij kon mij niet zien en als ik snel terug was en in bed, zou hij er niks van weten. Ik klom tegen de stijle zijwand van de dijk, achter ons huis op, en kwam bij het fietspad. Het was bijna onmogelijk om te staan. Ik spreidde mijn handen uit en schreeuwde tegen de wind. Dit was geweldig!
Een windvlaag gooide me tegen de grond en toen ik weer probeerde op te staan, kreeg ik een zware golf over me heen. Ik was zeiknat, zout in mijn mond en mijn ogen deden pijn. Ik probeerde weer op te staan, maar kon niet. Nog een golf spoelde over me heen en ik voelde de grond zakken. De dijk die ons en alle onze bezittingen beschermde, voelde als zand onder mijn lijf. In paniek probeerde ik weg te kruipen, richting de vuurtoren die in de verte nog wat licht straalde. De aarde zakte weg en de zee stroomde over me heen. Ik moest weg.
Kruipend voelde ik de grond wegspoelen achter me. Het lukte om op te staan en half struikelend rende ik zo snel als ik kon richting de vuurtoren. Ik draaide me om en zag hoe de dijk wegspoelde, hoe de zee het land op stroomde, hoe het huis onder water stond. Ik zag mijn vader rennen met de lamp, zag hem net op tijd binnen gaan, zag de ramen kapot gaan en water naar binnen stromen, zag de lamp op de bovenverdieping en het water hem inhalen, zag het licht richting zolder gaan en brokken huis weg spoelen.
Ik riep ‘papa!’, maar hij kon mij niet horen. Ik zag het licht doven, hoopte dat ze allemaal veilig op zolder zaten, dat de dijk mij zou beschermen. Door de storm heen kon ik de stem van mijn vader horen. Hij riep ons, alledrie de zusters, mijn moeder riep terug. Ik wilde niets liever dan terug naar het huis maar een oceaan stormde tussen mij en mijn familie.
De dijk zakte weer in en ik kroop verder weg, totdat ik hun stemmen niet meer kon horen.
Met grote dank aan Marcel Cornelissen. Hij zorgde ervoor dan mijn Nederlands leesbaar bleef.
De watersnood van 1953, meestal aangeduid als de Watersnoodramp, voltrok zich in de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953. De ramp werd veroorzaakt door een stormvloed in combinatie met springtij, waarbij het water in de trechtervormige zuidelijke Noordzee tot extreme hoogte steeg.
Het aantal doden bedroeg 1836 in Nederland, 307 in het Verenigd Koninkrijk, 224 op zee, waaronder 133 bij het vergaan van een Engelse veerboot en 28 in België. De ramp was aanleiding voor de ontwikkeling van een sterk verbeterde kustverdediging met zware stormvloedkeringen. Het meest ingrijpend zijn de Deltawerken in Nederland, terwijl in Engeland onder meer de Thames Barrier en een stormvloedkering in de rivier Hull zijn gebouwd.
Dit verhaal is niet gebaseerd op echte mensen, maar het is een verhaal dat had kunnen gebeuren en in vele vormen gebeurd is. Dit verhaal is een eerbetoon aan de mensen die zijn omgekomen en die familie en vrienden verloren hebben door de ramp.